intiem - Searching... - Nederlands Woordenboek

11. familiaar: intiem gezellig huiselijk gemeenzaam vertrouwelijk
12. gemoedelijk: los kalm knus mild vlot goedig intiem gezapig minzaam bezadigd gematigd gevoelig gezellig huiselijk eenvoudig familiair natuurlijk pathetie
13. gezellig: …n tof enig goed hups knus leuk lief vlot innig aardig fideel fidele getapt intiem vrolijk amusant degelijk knusjes knussig prettig geschikt
14. goed bekend: eigen intiem vertrouwd
15. heimelijkst: diep warm dicht innig devoot diepst intiem bestaand
16. huiselijk: knus intiem gezellig vertrouwd gemoedelijk ongedwongen huishoudelijk
17. innerlijk: aard echt hart kern ziel wezen gemoed intern intiem natuur psyche geweten inborst inmanent karakter binnenste interieur inwendige intrinsie
18. innig: …diep nauw teer warm zeer close hecht hevig teder vurig zacht devoot intens intiem stevig amoroso fervent oprecht dierbaar gevoelig hartelijk
19. intiem: diep knus nauw dicht eigen innig privé teder devoot diepst werkend bestaand dierbaar gezellig familiair huiselijk vertrouwd behaaglijk geme
20. intiem kringetje: bent kliek coterie